Veiligheid is een kerntaak van de overheid. Inlichtingen- en veiligheidsdiensten moeten daarvoor de benodigde bevoegdheden hebben. Toegang tot de gegevens van personen en groepen die potentieel een dreiging vormen, hoort daarbij. Ik ben tegen de sleepwet omdat deze het principe van een redelijk vermoeden ontkrachtigt. Met de nieuwe wet mag communicatie via de kabel stelselmatig en op grote schaal onderschept worden. Dus ook de gegevens van de meerderheid die helemaal geen bedreiging vormen. Mensen zoals jij en ik.
Als je niets verkeerd doet, heb je toch ook niets te verbergen? Is er nog wel privacy in het social media tijdperk?
Ook als je niets te verbergen hebt is er wat mij betreft een groot probleem. De wet staat namelijk toe dat ongefilterde gegevens gedeeld mogen worden met buitenlandse geheime diensten. Let op dat woord: ongefilterd. Wat voor conclusies buitenlandse inlichtingendiensten trekken, valt al helemaal niet te voorspellen. Je zal maar een vriendinnetje hebben dat Isis heet. . .
Regeringen wisselen elkaar af. Wat nu met de beste bedoelingen en richtlijnen opgezet wordt, kan straks makkelijk voor andere doeleinden dan nu gebruikt worden. Het is een hellend vlak waar het einde niet van te overzien is.
Ook is er nu al controverse over de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden. Volgens de wet moet deze bestaan twee rechters (of ex-rechters) en een technisch expert. De technisch expert is op het moment van schrijven Ronald Prins. De onpartijdigheid van meneer Prins is niet zonder twijfel; hij heeft bij de AIVD gewerkt.
Onder de WIV krijgen de inlichtingendiensten de bevoegdheid om in te breken in computers en via malware gegevens te verzamelen. Deze bevoegdheid werd uit de Wet Computercriminaliteit III geschrapt voor politie en justitie omdat deze teveel inbreuk in de privacy had. En nu mag de inlichtingsdienst het wel?
Onder de tegenstanders van op z’n minst onderdelen van de wet bevinden zich niet de minsten: de Raad van State en de Autoriteit Persoonsgegevens wijzen erop dat het toezicht en de toetsingscriteria van de controlerende instanties niet transparant genoeg zijn en onduidelijk gekaderd.
Ook is de rechterlijke macht niet betrokken bij de toetsing of een onderzoek wel of niet noodzakelijk en rechtmatig is. De eindverantwoordelijke is de minister van Binnenlandse Zaken. Alleen al deze schending van de scheiding van machten is voor mij genoeg om tegenstander van deze aanpassing van de wet te zijn.